09-11-2015 De Surinaamse Krant/Dagblad Suriname
Minister Regilio Dodson van Natuurlijke Hulpbronnen (NH) daagt de zes scalianhouders uit om naar de rechter te stappen. 'Ik ben nimmer deel geweest van het voeren van een gedoogbeleid ten aanzien van de scalians. De stukken zijn er inderdaad. Wat wel vast staat, is dat zij ondanks het zogenaamde gedoogbeleid, geen vergunning hadden om goudwinningswerkzaamheden in het gebied te verrichten. Dus het is hun recht als Surinamer om recht te gaan zoeken bij de rechter. Wij wachten af wat er dan gebeurt', aldus de bewindsman vandaag, maandag 9 november 2015, in het Dagblad Suriname. De scalianeigenaren Pieter Peneux van JPP International NV, Soenil Kalloe van Maxi Goldmining en Moreira Santos van Armadillo Mining NV, die op het stuwmeer naar goud zochten, overwegen de Staat voor het gerecht te slepen. Volgens de eigenaren, zo liet Peneux gisteren via Starnieuws weten, zouden zij over documenten beschikken die aangeven dat de overheid, de lokale bevolking, de Belastingdienst en de Commissie Ordening Goudsector (COG) lange tijd op de hoogte zijn geweest van de activiteiten op het stuwmeer. Er zijn volgens hun stukken die aangeven, dat er toestemming is verleend voor de bouw van de goudponton. De scalianeigenaren zijn er gebelgd over dat Gerold Dompig, manager van de commissie, de indruk heeft gewekt hen niet te kennen.
Dodson zegt gehandeld te hebben op basis van een klacht vanuit De Nationale Assemblee (DNA). 'Ik was genoodzaakt te handelen, omdat zij een direct bevel van mij hebben genegeerd, terwijl zij tegelijkertijd geen vergunning hadden. Ik heb niet gewerkt met gedoogbeleid', aldus Dodson.
Op NH zijn in oktober documenten opgedoken over afspraken, waarin scalianeigenaren toestemming van de vorige top van het ministerie (toenmalig minister Jim Hok, PALU) hadden om hun goudwinningsactiviteiten op het stuwmeer voort te zetten. Uit documentatie zou nu blijken, dat de voormalige top van NH meer de nadruk zou hebben gelegd op het economisch aspect van het mijnen van goud op de bodem van het stuwmeer.
Dodson zegt, dat het dossier over de toestemming die de scalianhouders zouden hebben van NH om goud te zoeken op de bodem van het stuwmeer, inmiddels aan waarnemend procureur generaal Roy Baidjnath Panday is overhandigd. Wat hiermee verder is gebeurd en hoeveel mensen tot nu toe de boetes hebben betaald, is hem vooralsnog niet bekend. De topman bij het Openbaar Ministerie heeft de minister nog niet op de hoogte gesteld van het resultaat. Vast staat, dat de eigenaren een boete is opgelegd van miljoenen Surinaamse dollars. Zij weigeren vooralsnog de boete te betalen.
Dodson zegt, dat hij vooralsnog niet zal reageren om het recente commentaar van zijn voorganger Jim Hok, die publiekelijk kenbaar maakte dat hij niets weet van enige toestemming. 'Laat de minister de papieren met harde afspraken over de scalians op het stuwmeer, die boven water zijn gekomen, zo snel mogelijk drogen en het in de publiciteit brengen. En ze naar de De Nationale Assemblee en whatever instantie sturen om de verdachtmakingen om te zetten in beschuldigingen. De zaken die hij aanhaalt, moet hij hard maken. Anders gaat men zeggen, dat Dodson liegt en allerlei zaken verzint om zijn voorganger in een kwaad daglicht te stellen. Het gaat niet gemakkelijk zijn voor hem om met zoiets te leven. Wie stuurt hem aan, in wiens belang past het', zei Hok eerder in de media.
Hij stelt, dat het helemaal niet waar is, dat hij concessies heeft verleend aan de scalianhouders tijdens zijn bewind. Volgens de PALU-voorzitter heeft het Kabinet van de President steeds in de weg gestaan, waardoor de aanpak niet kon worden gepleegd.
Dodson zegt, dat in tegenstelling tot wat de scalianeigenaren beweren, hij tot nu toe nimmer rapportage van Dompig heeft gehad over het voeren van gedoogbeleid. Dompig heeft eerder aan de krant laten weten, dat inderdaad politieke toppers op NH en in de regering het optreden van de commissie tegenhielden.
Dompig zei, dat de Brokopondo-overeenkomst duidelijk aangeeft dat er geen aardverschuivende of verstorende werkzaamheden mogen plaatsvinden in het stuwmeer. Deze kunnen namelijk de stuwdam en hulpdammen in gevaar brengen. Erger nog kan een eventuele overstroming voor één van de grootste rampen zorgen. Volgens hem zijn er ongeveer tussen de 70 en 100 kleine vaartuigen op de Marowijne-, Suriname- en Lawarivier waarvan de meeste vergunningen hebben voor het graven van zand en grind. Wat volgens Dompig gebeurt, is dat de meeste van deze zandpontons kleine boxen hebben om ook wat goud op te vangen. Dit, terwijl zij geen vergunning daarvoor hebben.
De goudpontons ofwel grotere vaartuigen zijn volgens hem overgewaaid vanuit Brazilië en Guyana. In het begin waren zij op de Marowijnerivier, Surinamerivier en de Lawa. Wat de commissie volgens hem deed, was de registratie en de eigenaren verwijzen naar de belastingdienst en de GMD (Geologisch Mijnbouwkundige Dienst). Op den duur begon een deel zich echter te verschuiven naar het stuwmeer. De drijvende goudbedrijven zitten al ruim twee maanden aan de ketting bij een post van de commissie te Lebi Doti.